Hoofdstuk 2 Hoe en Wat sluit je op een Easy Relais aan?
Inleiding...
In deze les leer je hoe en waarop je het Easy Relais kunt aansluiten.
Het volgende wordt besproken
Stroomkring schema.
Sensoren.
Actuatoren.
Voeding.
We bekijken hoe ze werken en hoe ze getekend worden.
Stroomkring schema.
Thuis kun je met een schakelaar 'direct' een lamp aanzetten. Er lopen draden van de voeding (meterkast) naar de schakelaar, van daar naar de lamp en van de lamp terug naar de voeding (meterkast).
De onderdelen van zo'n schakeling tekenen we in een stroomkringschema.
In zo'n schema kun je eenvoudig zien hoe iets werkt.
De volgende onderdelen zijn in het onderstaande stroomkringschema getekend.
voeding. (24 Volt)
schakelaar. (s1)
lamp. (E1)
draden. (Bruin, Zwart, Blauw.)
Klik op de knoppen Aan en Uit en zet op die manier, met de schakelaar, de lamp aan en uit.
In een stroomkringschema worden de onderdelen getekend met symbolen. Een symbool is een eenvoudige tekening van een onderdeel.
In werkelijkheid zien de schakelaar en de lamp er natuurlijk anders uit.
Sensoren & Actuatoren.
Sensoren.
Sensoren zijn onderdelen die een grootheid kunnen meten.
Bekende grootheden zijn:
- Temperatuur. (gemeten in Kelvin of graden Celsius.)
- Druk. (gemeten in Bar.)
- Kracht. (gemeten in Newton.)
- Spanning. (gemeten in Volt.)
- Stroom. (gemeten in Ampère.)
- Weerstand. (gemeten in Ohm.)
Een sensor zet bijvoorbeeld de temperatuur om in een spanning. Hoe warmer, hoe hoger de spanning.
De schakelaar in het vorige schema is ook een sensor. Druk je er op, dan laat het de stroom door.
Er zijn ook sensoren die temperatuur kunnen meten.
Hiernaast zie je zo'n temperatuur sensor (groen) op de koeler van een computer.
Wanneer de 'processor' warmer wordt zal, door de sensor, de ventilator sneller gaan draaien.
Zo wordt voorkomen dat de processor te heet wordt.
Meestal zit in deze ventilatoren nog een sensor. Deze sensor geeft het toerental van de ventilator door.
Met een programma kun je dan zien hoe snel de ventilator draait.
De ingangen I1 tot en met I6 van het Easy relais zijn digitaal. Dat wil zeggen alleen aan of uit. Een schakelaar bijvoorbeeld kan alleen maar aan of uit zijn..
De ingangen I7 en I8 van het Easy relais zijn (ook) analoog. Dat wil zeggen dat ze in stapjes kunnen meten van 0 tot 10 Volt.
Op deze ingangen kun je een temperatuur sensor aansluiten.
Afhankelijk van de temperatuur kun je dan,
een ventilator sneller of langzamer laten draaien.
ramen automatisch verder openen of sluiten.
Sensoren zijn onderdelen die een verandering in de omgeving kunnen waarnemen. Afhankelijk van de verandering geven ze een signaal door.
________________________________________
Actuatoren.
Actuatoren zijn onderdelen die in een omgeving iets veranderen.
Bijvoorbeeld de lamp in het vorige schema. Wanneer je spanning op de lamp zet, gaat deze branden.
Een ander apparaat met een actuator is bijvoorbeeld een rookmelder.
Wanneer er rook is zal de sensor dit meten. Door deze verandering zal dan een zoemer gaan.
De actuator in de rookmelder is dus de zoemer.
Actuatoren zijn onderdelen die invloed uitoefenen op de omgeving.
een rood verkeerslicht laat bijvoorbeeld het verkeer stoppen.
een zonwering kan zonlicht tegenhouden.
Ingangen, Uitgangen & Voeding.
Er komen veel draden samen bij het Easy relais. Om het overzichtelijk te houden zijn de ingangen en de uitgangen gescheiden.
De ingangen zitten aan de bovenkant.
De uitgangen zitten aan de onderkant.
De voeding wordt aan de bovenkant aangesloten.
Vaak wordt deze voeding ook gebruikt voor de andere aangesloten apparaten. Dan wordt de voeding doorgetrokken naar de onderkant.
________________________________________
Ingangen.
Op de ingangen van het Easy relais worden sensoren (schakelaars enzovoort) aangesloten.
Elke ingang van het Easy relais heeft een eigen aanduiding. De namen van de ingangen staan hieronder in de tabel....
Ingang 1
I1
Digitaal
Ingang 2
I2
Digitaal
Ingang 3
I3
Digitaal
Ingang 4
I4
Digitaal
Ingang 5
I5
Digitaal
Ingang 6
I6
Digitaal
Ingang 7
I7
Analoog
Ingang 8
I8
Analoog
De namen van de ingangen moet je kennen wanneer je gaat programmeren.
Het programma in het Easy relais kan de ingangen 'inlezen'. Op die manier kan het reageren op veranderingen in de omgeving.
________________________________________
Uitgangen.
Op de uitgangen van het Easy relais worden actuatoren (lampen, motoren enzovoort) aangesloten.
Elke uitgang van het Easy relais heeft een eigen aanduiding. De namen van de uitgangen staan hieronder in de tabel.
Uitgang 1
Q1
Digitaal
Uitgang 2
Q2
Digitaal
Uitgang 3
Q3
Digitaal
Uitgang 4
Q4
Digitaal
enz.
Het programma in het Easy relais kan de uitgangen aan- en uitzetten. zo kunnen de aangesloten apparaten dus ook aan- en uitgezet worden.
________________________________________
Voeding.
Het Easy relais kan niet werken zonder een elektrische voeding. De voeding zorgt voor de juiste spanning.
Op scholen wordt meestal een voeding van 24 Volt gebruikt.
Dat is nodig omdat je er veilig mee moet kunnen werken.
Voor eenvoudige schakelingen is een netadapter voldoende.
De voeding kan dus een netadapter zijn. Hiernaast zie je daar een voorbeeld van.
Een Easy relais dat in de meterkast gebruikt wordt, is meestal op 230 Volt aangesloten.
Alle aansluitingen in een schema.
Met een schema bekijken we hoe en waar je een schakelaar, lamp en de voeding op het Easy relais moet aansluiten.
Je kunt de aansluitingen voor de voeding, ingangen en uitgangen apart bekijken. Gebruik de onderstaande figuur om uit te zoeken hoe alles aangesloten wordt.
Uit de bovenstaande figuren blijkt het volgende.
De schakelaar (s1) wordt op de ingang (I1)van het easyrelais aangesloten.
De lamp (E1) wordt de uitgang (Q1) van het easyrelais aangesloten.
Het easy relais wordt op een voeding aangesloten. De aanduiding hiervan is afhankelijk van het model.
De ingangen kunnen ook op een andere spanning aangesloten worden.
(15 Volt bijvoorbeeld.)
Schakelen met Easy.
Hieronder is het Easy relais in een stroomkringschema opgenomen. De schakelaar schakelt de lamp niet direct. De uitgang van het Easy relais doet dat.
Of en wanneer de lamp gaat branden wordt door het programma in het Easy relais bepaald.
Hieronder is het Easyrelais zo geprogrammeerd, dat ingang I1, uitgang Q1 schakelt.
Het programma laat de lamp knipperen.
De hoofdstroom gaat niet meer door schakelaar s1, maar door uitgang Q1
Zet schakelaar s1 aan en bekijk wat er gebeurd.
De andere lampen kunnen ook branden zonder dat je draden hoeft te verwisselen.
In het programma staat welke lampen aan- en uitgezet worden. Simpel gezegd zit het stroomkringschema in het Easyrelais. Dat schema is eenvoudig en snel aan te passen..
Wanneer het Easy relais niet aan staat of geen voeding heeft, kan de lamp E1 niet branden.
Samenvatting.
De ingangen van het easy relais zijn als volgt genummerd. I1; I2; I3 enz.
De uitgangen van het easy relais zijn als volgt genummerd. Q1; Q2; Q3 enz.
Sensoren zijn meetinstrumenten die een signaal meten en doorgeven.
Actuatoren zijn apparaten die invloed uitoefenen op de omgeving.
Het programma in het Easy relais bepaalt welke uitgangen aan- of uitgezet worden.
________________________________________
Dit is het einde van hoofdstuk 2.
Maak nu alle opdrachten van dit hoofstuk in je werkboek. ________________________________________